Dit is het tweede deel van onze reeks ter ere van het 75-jarig jublieum van de wereldberoemde ufo-crash van Roswell. Deel 1 brengt het verslag van de gebeurtenissen in 1947 en vind je hier: De Roswell ufo-crash van 1947.
Wat voorafging…
Op 14 juni 1947 ziet veeboer Mac Brazel tijdens zijn ronde op een ranch gelegen tussen Corona en Roswell vreemde brokstukken liggen in de velden. Ruim twee weken later, verzamelt hij het mysterieuze materiaal en overhandigt hij het aan Majoor Jesse Marcel van de lokale legerbasis.
De 509th Bomb Group van het militaire luchtveld van Roswell stuurt op 8 juli 1947 het nieuws de wereld in dat het Amerikaanse leger in het bezit is gekomen van een “vliegende schijf”. Een paar uur later ontkent het hoofdkwartier in Fort Worth dit nieuws en komt het met een nieuwe verklaring op de proppen: het gaat om de resten van een neergestorte weerballon. Het Roswell ufo-verhaal sterft een snelle dood.
Het Roswell Incident
Pas dertig jaar later, zet de Canadese kernfysicus en bekende ufoloog Stanton T. Friedman Roswell weer op de kaart. In 1978 krijgt hij het verhaal te horen over een veteraan die ooit de wrakstukken van een ufo in handen heeft gehad. Na met de gepensioneerde Jesse Marcel te hebben gepraat, zoekt en ondervraagt Friedman nauwgezet andere getuigen. Hij is ervan overtuigd dat hij een “doofpotoperatie met kosmische proporties” op het spoor is gekomen.
Het onderzoek van Friedman vormt de basis voor het boek Het Roswell Incident dat in 1980 door Charles Berlitz en William Moore wordt uitgebracht. Hierin vertellen de auteurs de verhalen van meer dan negentig ooggetuigen. Velen onder hen beweren dat de nabij Roswell gevonden brokstukken inderdaad buitenaards waren.
In het boek wordt ook verslag gedaan van een gerucht dat uit tweede hand door Friedman is opgevangen. Vrienden van de overleden Grady ‘Barney’ Barnett beweerden dat hij in 1947 op een andere locatie in New Mexico een neergestorte vliegende schotel had gezien en verschillende kleine lichamen in de buurt had zien liggen, voordat hij door de militaire politie aangemaand werd om te vertrekken.
Dit is de eerste vermelding van buitenaardse lijken in de hedendaagse ufo-geschiedenis. Hoewel de onderzoekers benadrukken dat zij dit verhaal ongeloofwaardig vinden, is het thema van het bergen van de stoffelijke resten van aliens niet meer weg te denken uit de ufo-mythologie. En het zal ook niet lang duren voordat dit motief opnieuw in de Roswell-saga opduikt.
“Buitenaardse lichamen en lijkschouwingen”
De geruchten en speculaties over Roswell blijven aanzwengelen. Daarom stelt het Center for UFO Studies (CUFOS) in Chicago in 1988 een team samen om de plaats van de crash te onderzoeken, overgebleven brokstukken te verzamelen en de nog levende ooggetuigen van het incident te ondervragen.
De bevindingen worden drie jaar later door twee vooraanstaande teamleden, sciencefictionschrijver Kevin Randle en ufo-onderzoeker Don Schmitt, in het boek UFO Crash at Roswell gepresenteerd. Randle en Schmitt komen tot de conclusie dat de regering niet alleen een ufo heeft geborgen nabij Roswell, maar ook de stoffelijke resten van de bemanning -verschillende kleine buitenaardse lichamen – heeft gevonden en meegenomen voor onderzoek.
Deze bewering wordt gestaafd met de verklaringen van Glenn Dennis, een begrafenisondernemer ten tijde van de ufo-crash. Dennis vertelt dat het mortuarium van de luchtmachtbasis in juli 1947 contact met hem had opgenomen om te vragen of hij over lijkkisten voor kinderen beschikte en hoe lichamen die dagenlang in de woestijn hebben gelegen het beste kunnen worden bewaard.
Het verhaal van Glenn Dennis wordt nog straffer. Wanneer hij in dezelfde periode bij een legerhospitaal iss, zo stelt hij, spreekt hij met een verpleegster die duidelijk over haar toeren is. Zij vertelt hem dat ze artsen heeft geholpen bij het uitvoeren van autopsies op vreemde, kleine lichamen. Hoewel later zou blijken dat dit verhaal nep is en de verpleegster in kwestie nooit heeft bestaan, maakt het thema van lijkschouwingen op buitenaardse wezens sindsdien onherroepelijk deel uit van de ufo-folklore.
In 1992 brengen Stanton Friedman en Don Berliner Crash at Corona uit. In het boek komen nieuwe getuigen aan bod. De kern van hun betoog is dat er in juli 1947 twee vliegende schotels zijn neergestort, samen bemand door acht buitenaardse wezens. Twee aliens zouden de crash hebben overleefd en in hechtenis zijn genomen door de Amerikaanse regering.
In 1994 verschijnt The Truth about the UFO Crash at Roswell. In dit tweede boek van Randle en Schmitt, stellen de auteurs dat de buitenaardse lichamen door het leger per vrachtvliegtuig werden meegenomen en aan de toenmalige president Dwight D. Eisenhower werden getoond.
Het bestaan van zoveel verschillende scenario’s over de gebeurtenissen in Roswell leidt tot vandaag tot verdeeldheid onder ufologen. Men is het niet eens over wat feit of fabel is en de betrouwbaarheid van sommige “kerngetuigen” staat ter discussie. Bovendien lijkt het erop dat verhalen over verschillende ufo-crashes in New Mexico uit dezelfde periode met elkaar worden vermengd. Maar dat er iets uitzonderlijks plaatsvond – de crash van een onbekend vliegtoestel in de Amerikaanse woestijn – staat buiten kijf. De vraag is alleen bij wie het noodlot toesloeg op die fatale dag in de vroege zomer van 1947.